ALLERLEI

Vogels redden

We waren alle twee net op kamers en we ontmoetten elkaar op een camping in Denemarken. Het was liefde op het eerste gehoor. We besloten samen te gaan wonen op zijn kamer in Arnhem.

Trots loodste hij mij zijn kamer voor de eerste keer binnen. Het was geverfd en de kleuren van die tijd: bruin en groen. En het zag er ordelijk uit. Vermoeid van de reis gingen we vroeg slapen. Maar dat lukte niet. We kregen overal jeuk. En ineens ontdekten we allemaal zwarte beestjes. De hele kamer zat er vol mee. Het bleken kattenvlooien te zijn van de katten van de benedenburen.

Die katten, het waren er veel, hadden nog een andere slechte gewoonte: Ze vingen regelmatig vogels. Die gevangen vogels werden dan bij ons gebracht om ze op te kalefateren. Soms lukte dat, soms niet. Zo hebben we een musje gehad dat vrij kon rond vliegen in de kamer. In de vakantie paste een vriendin op onze beestenschare. Ze zette het raam open en hij vloog eruit. Jammer want ik had hem nog willen ringen.

Met de duif is het minder goed afgelopen. Op het station in Utrecht ontdekten we een gewonde duif. Bij een snackbar haalden we een doos om hem in te vervoeren. We moesten nog een weekend naar mijn ouders in Maartensdijk. Daar aangekomen zijn we direct naar de dierenarts gegaan. We kregen een gratis behandeling en medicijnen. De duif werd goed ondergebracht.

De doos met duif ging ook weer mee in de trein naar Arnhem. Daar zat de duif in een caviahok. Door ons heeft hij het nog een tijdje uitgehouden, maar met Hemelvaart is hij ten hemel gevaren.

Onbekommerd voeren

1 november, Allerheiligen, vind ik altijd een mooie dag om er weer mee te beginnen: vogelvoeren. Ik ben niet katholiek, maar vind sommige gebruiken in de katholieke kerk wel aansprekend.

Het wordt nog spannend dit jaar. Komt de rat wel of komt de rat niet. Is hij misschien verhuisd of overleden? Vorig jaar klom hij elke keer heel snel in de appelboom en kaapte dan de mezenbol weg. Hij knaagde gewoon het touwtje door en ging er dan mee op de loop. Op die manier is het voor mij natuurlijk niet leuk meer. Hoewel ik dol op ratten ben, zag ik het met lede ogen aan. Ik voelde het zelfs in mijn portemonnee

Maar ik heb altijd ook nog strooivoer. Wat dat betreft moet ik ineens aan de muizen denken. Dit jaar heb ik voor het eerst muizen in mijn tuin gesignaleerd. Eerlijk gezegd vond ik dat leuk. Het eerste muisje kwam langsgetrippeld terwijl ik op het tuinbankje zat te roken. De volgende dag lag hij dood in de vijver. Daarna zag ik nog een muisje in mijn kruidentuin. Ach, als de muizen mee-eten met het strooivoer vind ik dat geen enkel probleem. Als ze maar buiten blijven.

Tot nu toe heb ik er nog geen gesignaleerd. Ook de rat is weggebleven. Dus ik geniet nog onbekommerd van de etende mezen, merels, koolmeesjes en roodborstjes. Soms komt er zelfs een specht of een kauw op visite in mijn tuin.

Dode vis

Ik weet nog goed wat een feest het was om jullie te halen dode vis. Het was in de Intratuin in Elst. Daar bleken ook speciale witte goudvissen te zijn. Ik kocht goudvissen omdat die heel sterk waren en omdat de zilverwindes uit de vijver sprongen. Ik koos jullie heel secuur uit.

De zak met vijf vissen hebben we eerst laten acclimatiseren in de vijver. Daarna zwommen jullie onder ons toezicht enthousiast de vijver in. Toch was er al meteen een vis, die zich afscheidde. Na een tijdje was hij miraculeus verdwenen. Maar jullie vieren deden het goed. Ik had er veel plezier in jullie dagelijks te voeren.

Jullie zwommen naar de oppervlakte als ik de garagedeur opendeed om aan te geven dat jullie honger hadden. Ook was het een genot om naar jullie, zwemmende wezentjes, te kijken vanaf mijn tuinbankje.

Vorige week kwam ik, na een paar dagen logeren, thuis. En daar dreef jij. Ook jij scheidde je eerst wat af. Maar ik had je al een tijd niet naar adem zien happen, dus ik nam aan dat het was goed gekomen.

Doordat de laurier maar bloemetjes in de vijver bleef strooien, konden we hem nog niet schoonmaken. Dat doen we elk jaar. Is dat het misschien geweest? Met een schepnetje haalde ik wel elke dag de bloemetjes eruit.

Ik weet het niet vis, maar je bent morsdood. Wat te doen met een dode vis? Begraven kan niet in mijn tuin. Bij het gft? Door de wc spoelen? Dat lijkt zo oneerbiedig voor het leven. Daarom heb ik je maar in een emmertje gedaan en in een plas afgezet. Nu heb je heel veel ruimte.

De groene Ka

Met Rolf.” “U spreekt met uw garage.” “En, moet er veel aan gebeuren?” “Dat wil ik graag live met u bespreken. Kunt u even langskomen?” “Kan het niet over de telefoon?” “Nee, het is belangrijk dat u het ziet.” “Prima, ik kom er zo aan.”

Rolf is erg gehecht aan zijn tien jaar oude groene Ka. Het is de eerste auto, die hij helemaal nieuw heeft gekocht. Alles zit er in: stuurbekrachtiging, twee airbags, elektrische ramen, airco en een goede installatie. Hij is toch een beetje ongerust. Dit heeft hij nog nooit meegemaakt dat hij moet langskomen als hij de APK keuring laat doen.

De garagehouder wacht hem met een big smile op. “We hebben een probleempje, “zegt hij. “Wat is er dan?” reageert Rolf. “Komt u maar even mee.” Ze lopen de garage door naar achteren. Daar staat de groene Ka. Rolf ziet het meteen. “Hoe is dat gebeurd?” vraagt hij. “Onze leerlingmonteur was een roestvlek bij de schokbreker aan het lassen en toen is er iets fout gegaan.” “Dat kun je wel zeggen. Hij is verdomme helemaal uitgebrand! Hoe gaat u dit oplossen?”

“U krijgt een nieuwe gelijkwaardige Ka van ons terug. Deze is total loss.” Helemaal overstuur belt Rolf mij op. Zijn oogappeltje naar de mallemoer. Het duurt erg lang voordat er een vervangende Ka wordt gevonden. Samen met Rolf ga ik proefrijden. Van spijt of wroeging valt bij de garagehouder niets te merken. De auto, die hij aanbiedt, schakelt niet goed,

Rolf gaat zelf ook zoeken. Hij vindt een auto in Friesland. Dat vindt de garagehouder te ver weg. Uiteindelijk accepteert Rolf een blauwe Ka zonder airco, tweede airbag en elektrische ramen. Een jaar later wordt die auto afgekeurd vanwege roest.

Aardig

Van te voren belde ik om te reserveren. Dat liep een beetje vreemd. De vrouw, die ik aan de lijn had, wilde de reservering noteren. Daarna gaf ze de hoorn door aan haar man, die zei dat het niet hoefde met twee personen.

We verwachtten heel wat van deze baan van een heuse vereniging, gelegen in het bos. Inmiddels was het zes jaar geleden dat we het gedaan hadden: midgetgolf of minigolf. We hadden wat moeite met parkeren en de ingang vinden. Een oudere vrouw rekende af. Haar man(?) overhandigde de sticks en de ballen. Hij wees ons hoe je de bal kon pakken met de achterkant van de stick.

“Kunt u ons kort nog uitleggen hoe het werkt? We hebben het nog niet zo vaak gedaan,” zei ik. “De bal moet in het gaatje. Je mag zes keer proberen. Als de bal er dan nog niet inzit moet je een zeven noteren. Wie de minste punten heeft wint,” reageerde de man. “Voor elke keer slaan, moet je een punt noteren.” “Hij loopt wel even met jullie mee naar het eerste honk,” zei de vrouw. En zo gebeurde het.

De man deed voor hoe je moest staan en slaan. We bedankten hem hartelijk. Hij liep mee naar uitdaging twee. We deden ons best. Ik had de bal na drie keer in het gaatje. Ruud overwon deze hindernis met twee keer slaan. We bedankten de man opnieuw. Zes banen later zaten we nog aan hem vast. Hij weigerde duidelijke en onduidelijke hints van ons op te volgen. Toen zei Ruud maar: “Nu kunnen we verder wel alleen af.”

Hij vertrok met de woorden: “Ik ga zelf dan ook maar een rondje doen.” Een aantal hindernissen waren we gezellig met z’n tweeën. Toen ging de man elke keer na ons zijn balletje slaan op dezelfde baan. In het begin keken we uit beleefdheid dan ook nog even.

Op een gegeven moment was ik het zat. “Gaat u maar voor. We zijn toch veel langzamer dan u.” Hij bleef. “Zo kan ik het jullie ook mooi leren.” Bij elke hindernis kregen we te horen hoe we moesten slaan en waar het balletje moest liggen. Dankbaar voelden we ons niet. Maar ik heb hem wel bedankt. Waarschijnlijk vond hij zelf dat hij heel aardig was geweest.

Assimilatie

Ik kwam ruim twintig jaar geleden nieuw in dit dorp. Wat assimilatie betreft ben ik de beroerdste niet. Dus ik probeerde van alles uit. Het begon met zingen bij het koor. Tot de Kerst werden er vooral kerstachtige liedjes voorbereid. Het was leuk samen te zingen en na te praten, maar na de Kerst had ik een probleem: Er stonden vooral smartlappen op het program. En als ik ergens een hekel aan heb. Dus na het optreden in de dorpsschool ben ik gestopt.

Daarna probeerde ik de fanfare. Ik had optredens gezien en het leek me wel wat een instrument te leren bespelen en mee te doen. Helaas mocht ik het instrument niet zelf kiezen. Het werd een Waldhoorn. Na maandenlang oefenen, kreeg ik er nog nauwelijks geluid uit. Ik heb het opgegeven.

Dan had je nog de dorpsfeesten de Kermis en de Carnaval. Ik ben niet met Carnaval opgegroeid. Dus al dat drinken en verkleden is niet zo aan mij besteed. Aan de Kermis zit een hele andere traditie vast. Dat boeit me wel. Ik ben er op aandrang van autochtone dorpsbewoners twee keer een dagdeel geweest.De eerste keer heb ik er vrouwen geworven voor een vrouwenzwemclub. We gingen elke week naar het zwembad tot het sloot.

Daarnaast ben ik behoorlijk lang lid geweest van de Vrouwenbond. Ik heb in een soort dorpsraad gezeten en herhaaldelijk gecollecteerd.

Kortom: Ik heb mijn best gedaan.

Burenhulp

Rolf helpt mij mijn pluimplant voor het huis te fatsoeneren. Er zitten heel veel dode bladeren in. Het is een joekel van een struik. Het afval is teveel voor mijn gft bak. Ik mag ook de bak van Esther gebruiken. Die haal ik op. Bij de voordeur tref ik Marjolein. “Heb je misschien ook een grote niettang voor mij Esther?” “Nee, die heb ik niet.” Marjolein reageert meteen met: “Je mag die van ons wel gebruiken, loop maar even mee.”

Ik loop mee en bewonder haar tuin en haar vijver. Ze wil me laten zien dat ze dezelfde vissen heeft als ik, maar die schuilen juist onder de bladeren. “Je moet wel heel voorzichtig zijn met deze niettang,” zegt haar vriend. “Kijk zo moet je hem vasthouden, anders gebeuren er ongelukken.” Die niettang heeft Rolf nodig om voor een drinkbak te maken voor de vogels. Marjolein laat me frambozen proeven en biedt me allerlei stekjes aan. Ik neem alleen het frambozenstekje.

Rolf knipt en knipt. Al gauw is de gft bak van Esther vol. Ik besluit Fons te vragen of we zijn bak mogen gebruiken. Dat mag. Ook die bak raakt vol. Dan kom ik op het idee het gft afval in plastic zakken te doen.

Ik vraag aan Aaltje om haar bak en informeer hoe het gaat. “Ik word oud,“ reageert zij. “Ik kan alleen nog maar in het dorp fietsen.” “Maar u bent ook al overgrootmoeder geworden,” zeg ik. “Ja, het zijn er al vier, twee jongens en twee meisjes.” Ze fleurt helemaal op als ze dat vertelt. Haar bak zit vol. Ze wil wel een paar plastic zakken met afval.

Als Fons langsloopt, vraag ik of hij misschien ook nog een volle plastic zak mee wil. “Ja, geef maar mee. Ik moet toch naar de DAR.”

Ik ruim de restjes afval op als Rolf klaar is. Fons komt langs en zegt: “Geef die laatste twee plastic zakken ook maar. Het is voor mij geen enkele moeite. Ik gooi het blad bij het gft afval en de plastic zak bij het plastic afval en klaar is kees.”

Kijk, dat vind ik nou burenhulp.

Het moeilijke leven van een roker

Het roken wordt mij steeds moeilijker gemaakt. Niet alleen word ik fors beperkt in het binnen roken. In gebouwen mag het niet en ook bij vrienden bevind ik mij vaak in de deuropening of buiten om te kunnen genieten van mijn sigaret. Op steeds meer plekken mag het buiten ook al niet meer. Zo mag ik bij een favoriet pannenkoekrestaurant niet meer roken op het terras.

Niet alleen mijn rookplekken worden beperkt. Er is ook een verregaande bemoeienis met wat ik rook. Zo rookte ik jarenlang Vogue menthol. Maar menthol werd ineens in Europa verboden. Dus stapte ik over op Vogue gewoon. Minder lekker, maar nog steeds wel lang en slank. Sinds begin dit jaar zijn deze sigaretten ineens kort en dik.

Dat nam ik niet dus ik stapte over naar de concurrent. Mijn keuze viel op de lange Kent. Die sigaretten zijn lang en dik. En omdat ze minder nicotine en CO bevatten vond ik dat ook een goede zaak. Nu zijn ze ineens nergens meer te krijgen en voel ik mij genoodzaakt over te stappen op Winston green: lang en slank en met een mentholachtig smaakje. Ik hoorde dat veel Vogue menthol rokers hier op over zijn gegaan.

Maar ik ben nog niet klaar. Want ik hoorde gisteren ook bij Primera dat vanaf april lange slanke sigaretten worden verboden.

Straks moet ik nog stoppen!

WERK EN STUDIE

Groente afdeling

Mijn moeder had het voor me geritseld: een baantje op de groente afdeling van haar favoriete supermarkt. Daar stonden toendertijd nog mensen, die bedienden. Wij stonden er met z’n tweeën. De keus aan groenten en fruit was veel minder dan nu. We gebruikten papieren dus geen plastic zakken. En bepaalde groenten werden in krantenpapier verpakt.

Als je je verveelde, wat vaak voorkwam op dinsdag en woensdag, vouwde je kranten open en legde ze op een stapel. Je kreeg hele zere benen van het lange staan.

Mijn oudste broertje was één van mijn eerste klanten. Hij bestelde een “flesje bloemkool”. Ik heb een flesje opgezocht en daar wat bloemkool ingedaan. Hij was heel tevreden. Mijn cavia’s waren ook klant. Ik kreeg veel groente-afval mee.

Toch was ik niet echt tevreden toen bleek dat ik minder dan het minimum loon uitbetaald kreeg. Ik heb op mijn strepen gestaan. En recht is geschied.

Oppassen

Samen met mijn vriend werkte ik voor een oppascentrale in Arnhem. Al snel hadden we een aantal gezinnen in Arnhem en omgeving, waar we regelmatig welkom waren. We pasten op kinderen van alle leeftijden behalve baby’s omdat we vonden dat we daar te weinig verstand van hadden. Zo heb ik tijdens het oppassen in ieder geval geen luiers verschoond.

Een tijd lang had ik elke woensdagmiddag twee fijne kinderen onder mijn hoede. Tot ik het te druk kreeg met mijn studie. Mijn vriend nam de oppastaak over. Soms vraag ik me af wat er van hun geworden is.

Onze oppaskinderen waren van alle rangen en standen. We konden het goed met ze vinden. Tot die ene keer. Normaal gesproken kwam het oppassen ‘s avonds neer op vooraf en achteraf een gesprek met de ouders. We speelden en praten met de kinderen en we lazen ze voor. Na het naar bed brengen keken we tv. Er stond altijd eten en drinken voor ons klaar. Dat was deze keer ook het geval.

Alleen bleek het oppaskind een heel vervelend ventje van zeven jaar. Zijn moeder was op stap en daar was hij het duidelijk niet mee eens. Het begon er mee dat hij al ons lekkers op at. Daarna weigerde hij telkenmale naar bed te gaan. Toen hij daar eindelijk vrede mee had, sloeg hij tegen middernacht met de hamer op de muur van zijn kamer in het flatgebouw. En hij was niet te stoppen

Dierentuin

Een goede vriendin heeft een goed woordje voor mij gedaan. En zo kwam ik aan mijn baantje in de dierentuin. Ik werkte in het grote zelfbedieningsrestaurant. Van te voren dacht ik regelmatig tussen de dieren te lopen en dieren te kijken, maar we moesten in de pauze bij het restaurant in de buurt blijven. Het werk was pas om 19.30 uur afgelopen. Dan was ik te moe. En ik ben geen ochtendmens dus voor 9.30 uur diercontact zat er ook niet vaak in.

Regelmatig rijd ik er langs en denk dan even terug. Ik kon het erg goed vinden met de kok. Hij was de baas van het restaurant. Dat heeft er ongetwijfeld voor gezorgd dat ik als enige vrouwelijke personeelslid mee mocht helpen de speeltuin voor het restaurant te verven tot zijn baas erachter kwam. Die vond dat meer voor iemand van het mannelijke geslacht.

Ik herinner me nog de enorme hoeveelheid broodjes, die ik daar gesmeerd heb. Ik herinner me nog dat ik eenmalig mocht bedienen in het kleine restaurant en ik herinner me nog iets merkwaardigs met slagroom. De oude slagroom werd elke dag opnieuw opgeklopt en net als je dacht dat het echt niet meer kon, werd het toch stijf.

Het was een zelfbedieningsrestaurant. Toch moest je vragen of je ergens mee kon helpen. Sommige mensen wilden dan dat je voor hun wat uit de schappen pakte. Dan moest je zeggen dat ze dat zelf konden doen. Koffie of thee moesten ze bijvoorbeeld weer wel bestellen.

Een leuke herinnering, ook al was het voor mij meer een mensentuin dan een dierentuin.

Bollen pellen

We hebben het twee jaar gedaan. Vanuit Arnhem reisden we af naar Callantsoog, waar we met een tent op een kleine camping stonden, Die camping werd geleid door een superaardige vrouw, die in het huis ernaast woonde met haar man.

Met een tiental mensen stonden we in een hele grote bollenschuur. Er lag een stapel bollen op een lange tafel. We pelden ze en gooiden ze in een krat. Je werd per krat betaald. Waar wij per twee een krat vol kregen, pelden de ervaren pellers evenveel alleen. Ook de kinderen van de bollenboer pelden mee. Je kreeg hele vieze handen en je stonk.

We kletsten en zongen wat af.

De graaf

Tijdens mijn leven van schrijvend journalist gaf ik altijd de geïnterviewden de kans voor publicatie de tekst te lezen en feitelijke onjuistheden uit de tekst te halen. De meesten hielden het dan bij die feitelijke onjuistheden, maar er waren ook mensen bij, die zich met de tekst zelf probeerden te bemoeien. Het sterkste staaltje daarvan maakte ik mee bij een interview voor “Vlugschrift”.

Dat was een tijdschrift van de vakgroep “Nieuwe geschiedenis”. Ik deed de interviews voor dat blad. Op een gegeven moment interviewde ik de nieuwe Belgische prof. Hij herschreef het hele interview en maakte daar één grote reclamepraat voor zichzelf van. Ik was razend. Eerst wilde ik het niet publiceren, maar tijdens de redactievergadering werd na een pittige discussie besloten dat mijn naam er gewoon niet onderkwam.

Er was ook een graaf, die onder pseudoniem stukken in “Vlugschrift” schreef. Mij werd gevraagd ook hem te interviewen. We spraken af in de foyer van het Belvoir Hotel in Nijmegen. Hij kwam daar aan gestoken in grafelijke kledij, die in een historische film niet zou misstaan. En hij was gesluierd. Twee meiden, die hij meebracht, namen wat foto’s, die helaas mislukt zijn. En ik nam het interview af.

Het was een zeer plezierig gesprek. Omdat het al donker was geworden, bracht hij me naar de trein. Bij het afscheid gaf hij me een zoen. Ik was op slag verliefd.

De ziekenomroep

Mijn vriend heeft de advertentie uitgeknipt. Hij vond ervaring bij de ziekenomroep goed voor mijn cv. Ik had al ervaring als redactielid van het vakgroepsperiodiek “Vlugschrift” en redactielid van de voorlichtingsfilm van de universiteit. En ik had interviewcursussen gedaan. Dus ik kwam goed beslagen ten ijs.

Nu bestaat het niet meer, maar in mijn studietijd had je een ziekenomroep van het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis en van het Radboud Ziekenhuis. Ik solliciteerde bij de eerste. Ondanks dat het allemaal vrijwillig was, werd het toch heel serieus genomen. Dat bleek al tijdens de sollicitatie. Ik kreeg een stemtest.

De kamers van de ziekenomroep waren hoog in het ziekenhuis. Je had een hokje, waar net drie personen in pasten, voor de programmamakers. Dat werd door glas gescheiden van een kleine ruimte voor de technicus. En er was een kamer, waar je zelf muziek kon uitzoeken.

Ik werkte voor actualiteiten en cultuur en leerde ook andere mensen interviewen. Tijdens de uitzending gaven we een overzicht van de activiteiten van de komende week, die we in kranten gelezen hadden, we draaiden muziek en we diepten onderwerpen uit. Zo heb ik bijvoorbeeld nog een geluidsopname gemaakt van een interview in het Wijnmuseum in Arnhem. De patiënten konden radio luisteren, terwijl ze in bed lagen.

Hopelijk heb ik ook wat lijden verzacht en genezing bevordert.

NCRV(1)

Docenten van de studie Geschiedenis organiseerden ook af en toe een excursie. Zo bezochten we het Binnenhof, het Nationaal Archief in den Haag en de NOS. Bij die laatste excursie vroeg ik of het ook mogelijk was stage te lopen bij een omroep. Ik gaf mijn telefoonnummer door.

Een paar maanden later werd mij telefonisch gevraagd of ik gelovig was. Dat was namelijk een voorwaarde voor de stage bij de NCRV. Ik kreeg een gesprek met Govert van Brakel. Hij had, net als ik, ook voor een ziekenomroep gewerkt. Even daarna kon ik beginnen op de afdeling Gevarieerd en Cultuur bij de radio. Govert was mijn baas. Ik was de eerste van de Katholieke Universiteit, die bij een omroep stage liep.

Bij de afdeling Gevarieerd werden actualiteiten programma's gemaakt en “Wie weet waar Willem Wever woont”. Ik werkte bijvoorbeeld samen met Sjors Fröhlich en Suzanne Bosman. Voor de presentatoren Henk Mouwe en Karin de Groot deed ik voorwerk voor “Willem Wever”.

Van de afdeling Cultureel heb ik vooral hele goede herinneringen aan de samenwerking met Aart van Bergeijk: een hele vriendelijke man. Hij presenteerde “Volgspot”: een programma waarbij belangrijke culturele figuren een diepte-interview kregen. Bij het “Kunstbedrijf” bediende ik de telefoon als er een prijsvraag was.

In de kantine kwam ik beroemdheden tegen. Ik zag er vaak de mensen van Farce Majeur. En zo ben ik automatisch bij de titel van dit blog aangekomen...”Het is uit het leven gegrepen. Het is uit het leven een greep...” zongen zij.

NCRV(2)

Ik kon in alle vroegte met mijn toenmalige vriend meerijden. Hierdoor was ik als eerste op de redactie van Gevarieerd in het NCRV gebouw. Ik begon meteen met kranten lezen. Op basis van de kranten werd vergaderd over de onderwerpen voor de actualiteitenprogramma’s. Waren die onderwerpen eenmaal bepaald dan begon het uitzoeken van de geïnterviewden en hun contactgegevens. Je benaderde ze met een aantal vragen. Tegelijk werd ook gekeken of diegene geschikt was om live in de uitzending te hebben. Klonk de stem bijvoorbeeld goed? De vragen en antwoorden werkte ik uit. Dat ging dan op papier voor de presentator.

Bij “Wie weet waar Willem Wever woont” kwamen niet altijd geschikte radiovragen binnen. We verzonnen dat dan zelf. Zo kan ik me herinneren dat ik een keer op de Vogeltjesmarkt in Antwerpen hondjes te koop had gezien en daar vragen bij had. En ik stelde een keer een vraag over de oorsprong van Kerstfeest, waarbij ik een oud docent Oude Geschiedenis interviewde. Bij alle onderwerpen zocht je een deskundige. Verder verliep de voorbereiding net als bij de actualiteitenprogramma’s.

Voor Volgspot nam ik alle informatie uit het krantenarchief door over een bepaald persoon. Daar maakte ik een biografie van. Aart ging daarmee aan de slag. De geïnterviewden mochten zelf de muziek voor de uitzending uitkiezen. Aart en ik zochten die muziek op bij de NOS.

Regelmatig ging ik bij live-uitzendingen kijken. Dat deden meer mensen. Voor de opnamestudio was altijd een ruimte waar je dat kon doen.

Het was enorm kicken dat aan het eind van de uitzendingen mijn naam werd genoemd als één van de redactieleden. Zo heb ik ook mijn “moments of fame” gehad.

De goedmaker

Er was een vacature bij een uitgeverij. Weliswaar op de salesafdeling maar ik solliciteerde met in mijn achterhoofd dat ze ook een redactie hadden. Daar wilde ik terechtkomen. Ik werd aangenomen.

Na een aantal dagen verkoop van advertenties gooide ik een balletje op bij de salesmanager. Zou ik niet meer op mijn plaats zijn bij de redactie? Hij informeerde en ik schreef voortaan voor managementbladen.

Het ging om een aantal bladen met een verschillende doelgroep. Ik nam interviews af, maakte artikelen en had een vaste achterpagina bij één blad waar ik humoristisch kritische stukjes voor schreef.

Op een bepaald moment had ik wat tegenslag. Werk dat ik in opdracht had geschreven, werd ineens toch niet geplaatst. De salesmanager had met me te doen en stelde voor dat ik als goedmaker bij hem en zijn vrouw kwam eten. Met zijn auto reden we naar zijn huis.

Daar aangekomen bleek er helemaal niet sprake te zijn van een vrouw. Ik kreeg te horen dat die hem een paar weken eerder verlaten had. Daarna liet hij me zijn huis zien. Op de drempel van de slaapkamer bleef hij heel lang staan.

Dit voelde echt niet goed. Dus ik zei dat ik me ineens herinnerde dat mijn vriend me thuis verwachtte. Dat we uit eten zouden gaan. En ik vroeg of ik hem even mocht bellen om hem gerust te stellen. Ik herinner me niet meer precies hoe ik het telefoongesprek in zijn bijzijn gevoerd heb, maar de uitkomst was dat ik meteen naar huis moest. De salesmanager bracht me ongeschonden terug.

SPECIALE REIZEN

Lelijke kabouter

Het begon met een koude douche. De douchekop bleef ook niet fier rechtop staan. Ik was moe van de lange autoreis naar Spanje en ik had bronchitis. Na de douche-ervaring besloot ik een lekkere kop warme thee te zetten. De waterkoker deed het niet. Het gasfornuis bleek twee standen te hebben: aan en uit. Ik trapte op het pedaal van de afvalemmer om hem te openen, maar dat mechanisme functioneerde niet. Ook in de badkamer was het mechaniek van de pedaalemmer kapot. We gingen naar de winkel en drie ramen van het huis bleken niet goed te sluiten. Teruggekomen waren we niet beroofd.

We whatsappten met onze contactpersoon. Dat moest allemaal in het Spaans. We begrepen dat de huiseigenaar om 15.00 uur zou komen. En inderdaad hij kwam. We hadden alleen nog maar geklaagd over het koude water, maar nu hij er toch was, konden we even goed de rest vertellen. Hij had een mooi vertaalsysteem op zijn mobiel: We voerden in het Nederlands in en hij kreeg meteen de Spaanse vertaling. Hij vond de waterkoker overbodig. Spanjaarden zetten altijd thee in de magnetron en hij was ook niet onder de indruk van de kapotte pedaalemmers. Zo kon het toch ook.

Voor de hangende douchekop moest hij naar de winkel en hij nam toen maar een nieuwe waterkoker en pedaalemmers mee. Op de ramen konden we een grote schroef draaien. Die lagen in een pot, die ons niet was aangewezen. Ook kregen we weer warm water.

Later hadden we nog problemen met de wasmachine en de airco ging niet meer uit.

Ik had het kunnen weten: In de voortuin stond een lelijke kabouter.

Sloveense gewoonte

Op weg naar Kroatië overnachten we in Slovenië. We zijn daar nooit eerder geweest. Onderweg hebben we veel vertraging. We komen pas om een uur of negen ’s avonds aan. Ons hotel ligt afgelegen, maar blijkt toch erg druk te zijn. Er staan heel veel auto’s op een grote parkeerplaats en er lopen veel mensen naar binnen. Daar is een hotel, een restaurant en een populaire bowlingbaan.

Als ik die drukte zie, denk ik meteen dat we een foute keus hebben gemaakt. Bij de balie treffen we een bordje, waarop staat dat we ons moeten melden bij de bar. Frits loopt er meteen heen. Een kwartier later wachten we nog. Frits gaat maar eens aandringen en na nog een tijd wachten, komt er eindelijk iemand om ons te helpen. Ze vraagt de pas van Frits, kopieert hem en legt kopie en pas weg.

Hier zit ik dus echt niet op te wachten. Ze vraagt mijn legitimatiebewijs ook en ik weiger. “At home I was adviced never to give my identity card away and never let anyone make a copy.” “You are not at home, you are in Slovenia now.” “Your identity card please.” Ze steekt haar hand dwingend uit om hem aan te nemen. “Sorry, you may have a look, but that is as far as I go.” Ik laat mijn ID-kaart zien. Een tijdje blijven we heen en weer praten tot ze uiteindelijk zegt: “It can wait until tomorrow.”

De hotelkamer ziet er goed uit. We besluiten in het restaurant van het hotel te eten. We kunnen buiten zitten met zicht op de bergen. Daar is het niet zo druk. De wijn is goed, maar ik heb nog nooit zo’n droge tonijn gegeten. Als we af willen rekenen, moeten we lang zoeken naar de ober.

Die nacht slapen we slecht. Het is te warm op de kamer. Als we ’s morgens op weg naar de ontbijtzaal langs de balie komen, wordt mij meteen door een nieuwe baliemedewerkster naar mijn identiteitsbewijs gevraagd. Ik zeg dat ze dat mag inzien als we vertrekken. Het ontbijt is ronduit slecht: oud brood en weinig keus.

Bij vertrek laat ik mijn ID-kaart zien. Minutieus typt ze de gegevens over.

Sluiproute

We reisden eerst naar Italië om er op de boot te gaan naar Griekenland om daar rond te reizen. Aan boord was een olijfboer. Het was nog voordat er in Nederland ook veel olijfolie werd gebruikt. Die boer wilde heel modern zijn olie in andere landen gaan promoten.

We hadden geen hotels of appartementen van te voren gereserveerd. In Griekenland bezochten we veel archeologische hot spots en musea. En we aten lekker Grieks. Met de eigenaar van ons appartement mochten we mee inktvis vissen. Dat was heel eenvoudig met een inktvishaakje aan een lijntje, vanaf een boot. We vingen veel. Frits werd zeeziek. En we aten veel teveel inktvis daarna.

Van Griekenland ging de reis naar Bulgarije. Dat was nog communistisch in die tijd. We hebben daar vooral aan natuurbeleving gedaan. Onze eerste slaap plek was in een eenvoudig hotelrestaurant. We sliepen onder een echt schapendeken. Het eten was er goed. Toch lukte het me de dag erna van een gebakje elders voedselvergiftiging te krijgen. De winkels verkochten bijna niets. En bij het vijf sterren hotel mankeerde er van alles aan de inrichting.

De terugtocht voerde van Bulgarije, Roemenië, Hongarije, Oostenrijk en Duitsland weer naar huis. Roemenië was ook nog communistisch. Langs de kant van de weg zaten op enige afstand van elkaar oude vrouwtjes, die mismaakte appels verkochten. Ik stapte uit en bood een Deutsche Mark aan. Het vrouwtje kon haar ogen niet geloven. Ze beet erin en liet hem aan haar buurvrouw zien. Daarna gaf ze me meteen al haar appels mee.

Voordat we op vakantie gingen, luisterde ik naar de radio. Die had ik haast nooit aan. En heel toevallig hoorde ik dat er bij de grens tussen Roemenië en Hongarije bendes actief waren. Er waren daar hele lange wachtrijen. Die Roemenen boden dan heel vriendelijk aan dat je ze kon volgen en dat ze je naar een snellere grensovergang zouden leiden. Dat deden ze dan niet, maar je werd wel beroofd en meer.

Er stond inderdaad een hele lange rij voor de grens. Ik liep naar voren om meer informatie te krijgen. Teruggekomen bij Frits, kreeg hij een aanbod om een auto te volgen naar een snellere route. Hij keerde meteen om en wilde dat doen. Nog nooit heb ik zo hard “nee” geschreeuwd.

Bijna dood

Ewoud en ik maakten met de reisorganisatie Djoser een groepsrondreis door Turkije in juli. Het was smoorheet. We begonnen bij Istanbul, waar we ondermeer de Aya Sofia en de Sultanakmet moskee bezochten. Daarna bekeken we in Canakkale het archeologisch museum. De opgravingen in Troje waren ook heel mooi. In Berfama zagen we de resten van de Griekse stad Pergamon. In Selcuk bezochten we het archeologisch museum en de 6e eeuwse Johannes basiliek. We keken onze ogen uit bij de ruines van het oude handelscentrum Efese. In Afosisias zagen we de tempel van Aphrodite en het stadion. En in Pamukkale, met haar mooie witte kalksteenterrassen, baden we ons in de bekkens gevuld met geneeskrachtig kalk- en koolzuurhoudend water.

Er was meer dan genoeg te zien deze reis. De, wat leeftijd en geslacht gemengde, groep was gezellig. Om even bij te komen van alle indrukken gingen we een dag met de zeilboot op pad. Heerlijk was dat, ondanks het bier dat ver over datum was. U voelt hem al aankomen? Ik kreeg diaree. Toch heb ik ‘s avonds nog gezwommen in het zwembad van het hotel.

De volgende dag viel ik bij het ontbijt spontaan flauw. Wat bleek: ik was uitgedroogd. De reisleidster belde snel een dokter. Ze bracht ons naar een privékliniek, waar ik direct aan het infuus gezet werd. Het was een grote villa met zo te zien één behandelkamer met alleen mij als patiënt.

Ik mocht een aantal dagen niet eten en alleen cola en tonic zonder prik drinken. Dagenlang lag ik in mijn eentje op bed. Mijn reisgenoot wilde natuurlijk niets missen. Toen ik eindelijk weer opstond, bleek er iets heel raars aan de hand: het leek net of alle andere mensen renden, en ik kwam nauwelijks vooruit.

Nog een maand na thuiskomst kon ik de gevolgen van de uitdroging merken. Sindsdien ben ik nooit meer in juli of augustus naar een warm land op vakantie gegaan. Uitdroging is levensgevaarlijk

Veel leuker dan ik dacht

We gaan er eigenlijk vooral heen omdat Frits er gewerkt heeft en het ligt mooi op de route van Kroatië naar Nederland. We hebben ruim van te voren een hotel in één van de voorsteden gereserveerd.

Die reservering staat tot we ineens, zonder opgaaf van reden, horen dat Booking.com de reservering ongedaan heeft gemaakt. Ze stellen een ander hotel voor, maar dat willen we niet. Uiteindelijk gaan ze akkoord met ons voorstel en krijgen we het verschil met het andere hotel vergoed.

Onze nieuwe keus blijkt een goede te zijn: allerhartelijks personeel en een goede kamer met douche en toilet en twee aparte bedden, zoals we dat graag willen. De menukaart spreekt ons wel aan. Dus we besluiten buiten te eten met zicht op de bergen. Helaas horen en zien we wel een drukke weg vlakbij. Ik eet zalmforel met tagliatella en ik neem cappucino toe. Het smaakt heerlijk.

We hebben haast, want we willen nog die avond naar Salzburg. Tijdens de rit naar de parkeergarage krijg ik al over allerlei plekken en hotels te horen, waar Frits is geweest. De parkeergarage is in een rots. We kunnen de uitgang niet zo vinden en lopen daarom maar zoals we gereden zijn. Daarna komen we in een lange poort, die door de berg heenloopt.

In een rap tempo sleept Frits me door de Altstadt met haar kerken en kloosters. Nu moet ik zeggen dat ik van te voren nogal een vooroordeel had: Ik houd niet zo van Barok en Renaissance. We willen naar de burcht, het liefst met de kabelbaan. Die blijkt dicht te zijn. Daarom klimmen we maar omhoog.

Ook de burcht is dicht. Er is wel een heel leuk parkje op de vesting. Als we daar staan uit te kijken, kan ik in het schemerlicht nog net een teek op mijn voet zien. Die heb ik maar handmatig verwijderd.

In het donker lopen we verder in sfeervol en gezellig Salzburg. Natuurlijk wil ik ook het standbeeld van Mozart, zijn geboortehuis en latere woonhuis zien. In de winkels liggen Mozartkugeln. Dat is ronde chocola met marsepein van binnen. Ook in Salzburg is een brug, waar een heleboel slotjes van verliefden aan hangen.

Terug bij de parkeergarage hebben we een probleem. Er blijken een aantal parkeergarages naast elkaar te liggen en we weten niet in welke de auto staat. Als Frits zijn parkeerkaart in de automaat stopt, geeft die gelukkig automatisch aan waar we moeten zijn.

De nacht is goed, het ontbijt voortreffelijk. Ik eet aardbeiengebak, verse aardbei, twee stuks cake, abrikoos, twee kaiserbroodjes met ham en kaas en een rabarbertoetje. Zoals altijd drink ik cappucino en jus d’orange.

Bij het uitchecken wordt ons gevraagd of we geen last hebben gehad van het lawaai ’s avonds laat. We zeggen van niet. Toch dringen ze aan een presentje aan te bieden vanwege de overlast. We krijgen een zelfgemaakte ham.

Die hebben we ingevroren en met Kerst opgegeten.

"Nee" met een glimlach

In de trein van Schiphol naar huis vonden we Nederlanders maar ongezellig, erg op zichzelf. In Egypte was dat heel anders.

We reisden eind december met een georganiseerde reis van Djoser mee. In Egypte was het rond de 20 graden in Nederland min 15. Natuurlijk zagen we piramides, musea, koningsgraven en tempels.

De tempel van Abu Simbel wil ik nog even apart vermelden. Ik vond het een perfect voorbeeld van het werk van een rasnarcist. Er staan in het complex twee grote uit de rots gehakte tempels. In de tempel voor hem zelf wordt de gedaante van Ramses II op acht zuilen afgebeeld. En voor de tempel staan vier 22 meter hoge beelden van hem. Hij leefde in de dertiende eeuw voor Christus.

Kerst wordt in Egypte normaal niet gevierd. Wij kregen wel een feestje. Met hoedjes op dineerden we aan een lange tafel. Daarna traden speciaal voor ons buikdanseressen op.

Maar wat me het meest is bijgebleven zijn de mensen. Je kon nergens zitten, lopen of staan zonder lastig gevallen te worden. Kinderen bedelden. Die moest je op advies van de reisorganisatie pennen geven. Volwassenen kwamen gewoon een praatje maken of wilden dat je meereed in een wagentje of op hun kameel. Veel wilden je bij de trein of op straat iets verkopen of sleepten je aan de hand hun winkel in. Op een gegeven moment kwam het iedereen uit ons gezelschap de keel uit. Maar het went. Vooral als je met een glimlach beslist “nee” zegt, krijg je toch goed contact.

Zo wordt het zelfs zo gezellig dat je het in Nederland niet meer zo gezellig vindt.

Privé concert

Sommige dingen vergeet je nooit weer. Zo maakten we een rondreis door Groot-Brittannië met de auto. We logeerden Bed & Breakfast. En we aten elke dag het vette English Breakfast.

Bij ons eerste adres in Engeland probeerden de vrouw des huizes nijverheid van haar man te verkopen. Van het rijden door de Yorkshire Dales hebben we genoten. In Wales bleef het maar regenen en raakten de spiralen van ons bed bijna de vloer.

We reisden in augustus. De bergachtige heuvels begin Schotland kleurden roze. Een gastheer nam ons met de boot mee om zeehonden en Jan van Genten te zien.

Midden in het prachtige ruige schotse landschap stond een boerderij. Bij aankomst vertelde ik dat ik dol op koeien was. De boer sleepte ons meteen mee naar zijn truck. En we reden naar zijn vee. Eenmaal uitgepakt werden we in de woonkamer op een privé concert getrakteerd. Elk gezinslid speelde mee.

Sommige dingen vergeet je nooit weer.